Tweede versie van de Nieuwsbrief Loonheffingen 2019

In deze tweede uitgave zijn drie nieuwe onderwerpen toegevoegd. Ook zijn een aantal onderwerpen gewijzigd. In de Nieuwsbrief Loonheffingen 2019 van de Belastingdienst vindt u informatie over de nieuwe regels vanaf 1 januari 2019 voor het inhouden en betalen van loonheffingen.

De drie nieuwe onderwerpen zijn:
•Onderwerp 7: de voorwaarde recht op uitkering of arbeidsondersteuning bij de loonkostenvoordelen wijzigt.
•Onderwerp 8: de bedragen voor de vrijwilligersregeling gaan omhoog.
•Onderwerp 9: de ouderenkorting gaat omhoog.

7 LKV: maand i.p.v. kalendermaand

Met een doelgroepverklaring kunt u het loonkostenvoordeel (LKV) aanvragen in uw aangifte loonheffingen. De doelgroepverklaring wordt vaak niet afgegeven omdat de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarde dat hij in de kalendermaand voorafgaand aan het begin van de dienstbetrekking recht had op een uitkering of op arbeidsondersteuning. Maar meestal heeft de aanvrager direct voorafgaand aan het begin van de dienstbetrekking wel recht op een uitkering of arbeidsondersteuning. Daarom verandert in de voorwaarde ‘kalendermaand’ in ‘maand’. De doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden voldoet ook aan de voorwaarde als zij op de 1e dag van de dienstbetrekking
recht hebben op een uitkering of op arbeidsondersteuning.De wijziging gaat in op 1 januari 2019. Op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken beoordeelt UWV alle aanvragen vanaf 1 oktober 2018 al wel aan de hand van de gewijzigde voorwaarde. Lees ook

8 Hogere bedragen vrijwilligers

Het plafond van de vrijwilligersregeling gaat per 1 januari 2019 met € 200 omhoog. Dit betekent dat u geen loonheffingen hoeft in te houden en te betalen voor personen die als vrijwilliger werkzaam zijn en vergoedingen en verstrekkingen ontvangen van in totaal maximaal € 170 per maand en € 1.700 per kalenderjaar.

9 Ouderenkorting stijgt

De ouderenkorting gaat in 2019 omhoog van € 1.418 naar € 1.596 voor een inkomen tot € 36.783.
Is het inkomen hoger dan € 36.783, dan wordt de ouderenkorting afgebouwd met 15% van het verschil tussen het inkomen en € 36.783. Vanaf een inkomen van € 47.423 heeft de werknemer geen recht meer op ouderenkorting.Voorbeeld: De werknemer heeft een salaris van € 40.000. De ouderenkorting is dan € 1.596-15% van (€ 40.000-€ 36.783) = € 1.596-€ 482 = € 1.114.

Nieuwsbrief Loonheffingen 2019 van de Belastingdienst, lees verder

Bron: salarisnet

Vragen? Laat u terug bellen

×