Stand van zaken Participatiewet

In het kader van de monitor en evaluatie van de Participatiewet zijn in de eerste helft van 2017 onderzoeken uitgevoerd onder gemeenten, cliënten, cliëntenraden en werkgevers naar hun ervaringen met de Participatiewet.

Staatssecretaris van Ark geeft uitleg aan de Kamer. (beknopte versie)
Met de Participatiewet hebben gemeenten een grote rol toebedeeld gekregen voor de arbeidsondersteuning aan mensen met een arbeidsbeperking met arbeidsvermogen, vanuit de gedachte dat zij bij uitstek in staat zijn om maatwerk te leveren, waarmee ze kunnen inspelen op persoonlijke omstandigheden en specifieke kenmerken van de regionale arbeidsmarkt. De gemeenten hebben de beschikking gekregen over nieuwe re-integratie instrumenten, zoals de loonkostensubsidie en beschut werk. Gemeenten geven aan stappen gemaakt te hebben ten opzichte van 2015: de processen en kennis over de Participatiewet en de nieuwe doelgroep zijn inmiddels op orde.

Ongeveer de helft van de brede doelgroep van de Participatiewet zegt het afgelopen half jaar een vorm van ondersteuning bij re-integratie te hebben ontvangen van de gemeente.
Uit het cliëntenonderzoek blijkt dat acht op de tien van deze groep nu niet aan het werk is. Uit het cliëntenonderzoek blijkt dat ongeveer een kwart van deze groep de afgelopen twee jaar gewerkt heeft. In het cliëntenonderzoek geeft 40 procent van de jonggehandicapten die aan het werk gaan, aan met een jobcoach te werken.

Uit interviews met de gemeenten blijken ook projecten op het snijvlak van Participatiewet en Wmo ingezet te worden. Het oordeel van cliënten over de samenwerking tussen de sociale dienst en andere instanties, zoals de GGZ, is wisselend.

Meer dan de helft van de gemeenten geeft in 2017 aan minder dienstverlening te kunnen leveren dan ze zouden willen door beperkingen in het budget. In 2015 hadden de zorgen over het beperkte budget vooral te maken met de oplopende kosten voor loonkostensubsidie, terwijl in 2017 de kosten voor beschut werk door meer gemeenten genoemd worden.

De waardering van de gemeentelijke dienstverlening met een 6,2 door de jonggehandicapten met een uitkering Participatiewet is vergelijkbaar met de waardering voor de dienstverlening aan de Wajongers door het UWV in de meting van 2015 (6,35).

Werkgevers waren en zijn tevreden over de instrumenten, zoals de loonkostensubsidie en de no-risk polis. Uit het werkgeversonderzoek blijkt ook dat van alle instrumenten financiële instrumenten, zoals loonkostensubsidie en loondispensatie, de intenties van de werkgevers om werk te bieden aan mensen uit de doelgroep het sterkst beïnvloeden. Het instrument loondispensatie is aanmerkelijk bekender geworden onder werkgevers doordat in de eerste twee jaar van de Banenafspraak met name Wajongers aan de slag zijn gegaan bij werkgevers.
Minder tevreden zijn de werkgevers over het serviceniveau van de werkgeversdienstverlening. Afhankelijk van het specifieke aspect van dienstverlening ervaart 10-20 procent van de werkgevers het proces van dienstverlening als (zeer) slecht (in 2015 was dat 0-10 procent van de werkgevers). Werkgevers vinden vooral snelle en goede communicatie van belang, willen één contactpersoon en hebben behoefte aan flexibele instrumenten, zoals detachering. Kwaliteit van de match is ook een belangrijke succesfactor.

Bij werkgevers is de bereidheid om iemand met een verstandelijke of psychische beperking aan te nemen aanzienlijk lager (18 en 15 procent) dan bij een lichamelijke beperking (39 procent) – een verschil dat ook al in 2015 werd geconstateerd. Werkgevers vinden inzet van bewezen effectieve re-integratiemethoden en de beschikbaarheid van een professionele achterwacht (uit de GGZ) daarbij belangrijk.
Uit de achterliggende cijfers blijkt dat het aantal werkzame mensen met een arbeidsbeperking van 2015 op 2016 met 2.714 is toegenomen.
Dit komt vooral doordat het aantal mensen dat via deParticipatiewet en de Wajong aan de slag is harder steeg dan dat het aantal werkzame mensen in en gedetacheerd vanuit Sw-bedrijven daalde.

Beleidsreactie
In de eerste helft van 2015 werden de eerste ervaringsonderzoeken uitgevoerd. Hieruit bleek dat gemeenten druk doende waren om invulling te geven aan de Participatiewet. Zij kregen er een nieuwe doelgroep bij, de jonggehandicapten met arbeidsvermogen, die voor 2015 de Wajong instroomden. Deze doelgroep heeft andere kenmerken dan de voormalig WWB-ers en heeft doorgaans meer hulp nodig bij het vinden en behouden van werk.
Het streven is een inclusieve arbeidsmarkt met meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk, waarbij maatwerk, integraal beleid en ruimte voor de professional voorop staat.
In het Regeerakkoord is opgenomen dat het budget voor activering en dienstverlening voor arbeidsbeperkten wordt verhoogd. Dit bevordert werken door mensen met een arbeidsbeperking extra.  Bij de uitwerking staat voorop dat werken moet lonen. Dat wil zeggen dat mensen er op vooruit moeten gaan ten opzichte van de uitkering.

Over de arbeidsparticipatie van mensen met een psychische beperking komt uit de onderzoeken een zorgelijk beeld naar voren. Een aanzienlijk deel van de uitkeringsgerechtigden die niet verwachten aan het werk te komen, wijst op psychische belemmeringen als oorzaak. Bij werkgevers is de bereidheid om iemand met een psychische beperking aan te nemen veel lager dan bij een lichamelijke beperking. Werkgevers vinden inzet van bewezen effectieve re-integratiemethoden en de beschikbaarheid van een professionele achterwacht (uit de GGZ) daarbij belangrijk.
Mensen met een psychische aandoening die willen werken, blijken dat in veel gevallen ook te kunnen als zij en ook hun werkgever de juiste ondersteuning krijgen. Goed voorbeeld van een re-integratiemethode die daar in voorziet is Individuele Plaatsing en Steun (IPS).

In de brief aan de Kamer over de eerste ervaringsonderzoeken Participatiewet van 27 november 2015, zijn de jonggehandicapten die tijdelijk geen arbeidsvermogen hebben als aandachtsgroep geformuleerd. Deze groep valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Nagegaan zou worden hoe deze jonggehandicapten die tijdelijk geen arbeidsvermogen hebben en vanaf 2015 tot de doelgroep van de Participatiewet behoren, in beeld kunnen worden gebracht en gemonitord kunnen worden. De Inspectie SZW heeft in het kader van het ervaringsonderzoek onder cliënten na overleg met UWV onderzocht hoe deze groep kan worden gemonitord. De Inspectie heeft aangegeven dat deze personen op basis van de gegevens van UWV niet te identificeren zijn.

Afgelopen periode heeft het ministerie van SZW focus aangebracht in ervaren knelpunten en in de gewenste koers om de werkgeversdienstverlening te versterken. De belangrijkste opbrengst is een gemeenschappelijk beeld van de uitgangspunten voor optimale werkgeversdienstverlening17.
Optimale werkgeversdienstverlening in de arbeidsmarktregio vraagt om:
 Een regionaal werkgeversservicepunt van UWV en alle gemeenten gezamenlijk voor de matching van alle doelgroepen;
 Eén gezamenlijke manager om het werkgeversservicepunt aan te sturen;
 Eén gezamenlijk budget voor het werkgeversservicepunt;
 Eén gezamenlijk target voor het werkgeversservicepunt;
 Een geharmoniseerd regionaal pakket van instrumenten en voorzieningen;
 Een inzichtelijk bestand van alle werkzoekenden.

Belangrijk is dat het besef breed leeft dat er voor gemeenten, UWV, werkgevers en andere partijen, die een rol spelen in de regionale arbeidsmarkt, veel kansen liggen om de aantrekkende economie en arbeidsmarkt beter te benutten om meer mensen aan het werk te helpen. De bereidheid van werkgevers om banen beschikbaar te stellen voor de doelgroep Participatiewet is daarbij cruciaal. Uit het gemeentelijk onderzoek blijkt dat bijna de helft van de gemeenten wel ziet dat werkgevers bereid zijn om plaatsen beschikbaar te stellen, al dan niet specifiek voor de doelgroep banenafspraak. Maar ook bijna de helft van de gemeente ervaart dat werkgevers terughoudend zijn.
Ik wil me daar ook voor inzetten. Via gebruikmaking van daarvoor door onder meer het UWV ontwikkelde methoden (zoals jobcarving en Inclusief Herontwerp van Werk), kan meer dan nu het geval is worden onderzocht of nieuwe functies kunnen worden gecreëerd die geschikt zijn voor mensen met een arbeidsbeperking.

Het is nu nog te vroeg om te beoordelen of de Participatiewet het beoogde effect heeft. In 2019 worden deze ervaringsonderzoeken voor de derde keer uitgevoerd en volgt eind 2019 ook de eindevaluatie van de Participatiewet.

Lees hier de complete brief

 

Vragen? Laat u terug bellen

×